Banner

Heerema Ritzema hypotheses

Heerschap Heerema

 

 

Volgens de handgeschreven geslachtslijst van K.S.Rijkens is Jan Jacobs van de Ritzemastede tot Zuidhorn een voorvader van  Jacobus Jacobs Heerema van Ritzema.Jan Jacobs zou een eigenerfde zijn geweest op de  ‘Ritzemastede in de Zuidooster of Oosterkluft van Zuidhorn’. Hij moet ergens rond 1640 zijn geboren en zijn overleden tussen 1681 en 1691.

 

Bij nader onderzoek lijkt er iets niet te kloppen. Zuidhorn viel vroeger uiteen in een Noorderkluft en een Zuiderkluft. De Zuidoosterkluft was wel een wijk in Noordhorn en hier lag inderdaad al voor 1535 een Ritzemaheerd. In 1599 had Geert Ritsema onenigheid met Abel Grevinge over de bediening van de grietenij. In 1619 volgde er een conflict over de bediening van grietenijrechten tussen Geert Ritsema enerzijds en de ontvanger-generaal van Stad en Lande Johan Wicheringe en Here tho Nansum anderzijds. Geert Ritsema pleitte ervoor dat in genoemd jaar het recht zou moeten vallen op de Buirsemastede in de Noordwesterkluft en de Ipo Klinckemastede in de Zuidoosterkluft van Noordhorn. Omdat Here tho Nansum in deze tijd bij ‘Buirsema’ hoorde, moet Ritsema gevochten  hebben voor de rechten op Klinckema in de Zuidoosterkluft. Helaas komen we in deze streken later de naam Ritsema nauwelijks meer tegen. Het enige dat we kunnen achterhalen  is dat er in 1619 een Ritsema was die belangen had in de Zuidoosterkluft van Noordhorn. In de Zuidwesterkluft van Noordhorn lag nog een tweede Klinckemastede vlakbij een Ukemastede en in de Noordoosterkluft lag de Hidde Ritsemaheerd. Van betekenis is dat zowel de Klinckema’s als de Ritsema’s in de 15e eeuw prominent aanwezig waren in Noordhorn. (Feenstra en Oudman, 71-72)

 

Heeft K.S.Rijkens zich vergist en behoorde Jan Jacobs van de Ritsemastede tot Noordhorn? Nu verschijnt er in 1631 in Noordhorn een Jan Jacobs uit Zuidhorn als ‘voormond’ over de kinderen van Abel Ukema en een zekere Tietske. Jan Jacobs moet familie zijn geweest van de Ukema’s, want een voormond (een voogd) was altijd een naaste bloedverwant van de overleden huwelijkspartner. De tekst op de grafzerk van een oudere Abel Ukema (†1622) illustreert dat de familie zich een adellijke status aanmat: joncker undt hoveling zu Northorrum unde Oldekerck. In Noordhorn leefden in de 17e eeuw verschillende ‘adellijke’ geslachten, maar de familie Ukema was de enige die vanouds her in Noordhorn woonde.De Ukemaheerd  lag in de Zuidwesterkluft van Noordhorn. In de Zuidoosterkluft bezaten Ebele Ukema († 1590) en zijn vrouw Lubbe Hayema vóór 1590 nog de Sicco Benningaheerd. Abel de jongere die in 1631 is overleden was vermoedelijk een kleinzoon van ‘hoveling’ Ebele en vrouw Lubbe. Betekent dit alles dat de voormond Jan Jacobs ook van adel was? Het heeft in de Ommelanden van de Jannen en de Jacobs gewemeld.[1] Dat maakt het zo bijzonder dat er een unieke  Jan Jacobs in deze elitaire omgeving opduikt. We hebben hier nogal uitdrukkelijk te maken met Jan Jacobs uitZuidhorn. Het feit dat hij bij Zuidhorn hoort identificeert de man.

 

In Zuidhorn woonde een Jacob die niet zomaar in de massa opging. Een Jacob van Zuidhorn. Het heerschap Jacob Fransen (Vransen) op Klinckema. Jacob Fransen heeft in ieder geval van 1623 tot 1664 de Klinckemaborg bewoond. Onder zijn heerschappij groeide  Klinckemastede uit tot een borg. Jacob voerde de titels ‘heerschap’ en ‘monsieur’. Titels waarmee aanzienlijke, niet adellijke personen zich moesten behelpen. Zo noemde de zoon van ‘jonker’ en ‘hoveling’ Cornelis Ukema (†1658) uit Noordhorn zich ‘monsieur’ Jacobus Ukema (†1680). Het spreekt vanzelf dat een Jacob die een Jacobus wordt wel een ‘monsieur’ moet zijn. Jacobus was iemand uit de hogere kringen van de Ommelander eigenerfden die vóór de eerste helft van de 17e eeuw door de ‘echte’ adel nog niet voor vol werden aangezien.

 

De kiem van de Klinckemaborg zal de 15e-eeuwse Klinckemaheerd in de Zuiderkluft van Zuidhorn zijn geweest. In 1540 leefde in Noordhorn Boele Brungers(ma). Grietman in 1569-1570. Hij stierf in 1571. De enige zoon van Boele (Bolo) was Ipo Klinckema. De vrouw van Boele zal een Klinckemadochter zijn geweest. Ipo Klinckema stierf vóór oktober 1574. Voormond over zijn kinderen waren Tyaart Brungersma († vóór 1591) en Wirck Ritzum. Het voormondschap van Wirck Ritzum(a) wijst op een familierelatie met Boele Brungers(ma) en Ipo Klinckema. Boelo Ipozoon Klinckema, woonde in 1597 op de Ruigewaard. Hij bezat land in Zuidhorn, Selwerd, Usquert, Bedum, Beyum en Ezinge. Veel van zijn bezittingen heeft hij wegens schulden moeten verkopen. Toch had Boele in 1620 nog land. Een bewaard gebleven huwelijkscontract maakt het waarschijnlijk dat in 1620 een ‘Klinckemadochter’ van Boele Klinckema en Wyeke toe Nansum is getrouwd.

 

Hoe heeft Jacob Fransen de Klinckemaborg verworven? Misschien door een huwelijk met een Klinckemadochter. Vanaf 1584 verschijnen ook Brunger Brungersma (†1621)  en Ide Brungersma in de annalen.  Ide was de weduwe van Peter Louwes en Brunger trad op voor haar kinderen. In 1620 blijkt Brunger eigenaar te zijn van de Hayemaheerd in Aalsum, die in 1564 op naam stond van Jacob Hayema. Over deze landerijen kreeg Brunger een conflict met de verarmde Tete of Tett(e) Haijema en haar man Gadie Tienga. Brunger verklaarde tijdens het hierover gevoerde proces dat hij het land had gekocht van zijn neef Jacob Jacobs, erfgenaam van za. Jacob Cornelis en Ide. (Feenstra en Oudman, p. 202, 298) Hier duikt de naam Jacob voor het eerst op in de hogere kringen van Zuidhorn.

 

Om de relaties tussen Ide, Jacob Cornelis, Brunger Brungersma en Jacob Jacobs te verhelderen, gaan we ons verdiepen in de geschiedenis van Claes Jacobs & zonen. Het zal er eerst op lijken dat mijn betoog alle kanten opzwabbert. Ik vraag de lezer om enig geduld. Ik beloof dat de spreekwoordelijke kat na zijn salto-mortale weer op zijn pootjes terecht zal komen.

  

De vrouw van Claes Jacobs uit Niezijl was een dochter van Garbrand Meinema[2] uit Oldekerk. (Rond 1575 was ene Tette Meynema getrouwd met Johan Jacobs. Een broer van Claes?) Op huwelijkse voorwaarden kreeg Claes in 1566 van zijn schoonvader 15 grazen land te Oldekerk in gebruik. In 1596 verwierf Claes een heerd van 20 grazen van Ipo Hayema op Oxwerd en in 1597 de heerd Lubbing op Westerzand. Claes kocht in 1597 te Oxwerd 37 grazen land en in 1599 de landerijen van de grietman (1527, 1541) Tyabbe Heddema ten westen van Niezijl.[3] Zijn zoon Jacob Claesen nam hiervan 17 grazen over. In 1606-1607 was Claes Jacobs crediteur van Jye (Ye) Iten – de kleindochter van Sibolt Sekema († vóór 1571) – en haar man Hindrik Willems. Claes liet de Altingeheerd onder Grijpskerk in 1606 gerechtelijk opmeten. Het bezit van Jye en Hendrik in de Altingeheerd, de Sekemaheerd te Oldekerk en Ooster Pama te Niehove werden daarna gerechtelijk verkocht. Claes zag er ook niet tegen op zijn zoon Johan Sekema (in 1608) een proces aan te doen. Claes Jacobs is in 1613 overleden.

 

Claes Jacobs te Niezijl had vijf zonen: Jacob Claessen, Johan Claessen, Gerryt Claessen (†  vóór 1613),  Johan Sekema, en Cornelis Sekema. Twee van zijn zonen namen de naam over van de landerijen en heerden  die Claes Jacobs in de omgeving van Niezijl had opgekocht. De bezitter van een Sekemaheerd kon zich Sekema noemen. Het is ook mogelijk dat een eventuele tweede vrouw van Claes een Sekemadochter was. In dat geval hadden Jacob, Johan en Gerryt  zich ‘Meinema’ kunnen noemen. De namen Johan en Jacob komen regelmatig  voor in de familie Meinema. 

 

Cornelis Sekema was in 1600 ‘gebruiker van vaders pand’. In 1603 was hij meier van Olde Heddemaheerd (60 grazen) te Oxwerd. Menno Heddema en Haxte Hayema bezaten 42 grazen van deze heerd. Hij huurde daarnaast land van Jye Itens Sekemadochter en Hindrick Willems. Cornelis had zelf ook land want in 1594 trad hij op als eigenerfde. In 1609 zien we Cornelis weer in Niezijl verschijnen. Cornelis heeft Friese goederen in bezit gekregen door zijn huwelijk met Cornelis Hendricxdr. Haar ouders Hendrick Engberts en Jantien Hen-dricxdr. woonden vóór 1605 in Kollumerland.

 

Johan Sekema woonde  in 1601 in Emden. In 1603 bevond hij zich in Grijpskerk, getrouwd met een dochter van Egbert Hermans en Lubbert. Johan Sekema van de Nije Zijl blijkt in 1605 het burgerschap van Emden te hebben gekocht. In 1606 kocht hij 14 grazen land met aanwas voor 672 Emder gulden bij Grijpskerk. Hij had in 1517 een huis op de landerijen van Everhardt van Asschendorp, een bierbrouwer uit Groningen. (Groninger bierbrouwers waren meestal van adel.) In 1624 trad hij op als borg voor Gerryt Cornelyses, waarschijnlijk een zoon van Cornelis Sekema. Het is mogelijk dat hij ook de Johan Sekema uit Groningen is die samen met zijn vrouw Jantien Sekema in 1633 de heerd onder Doezem heeft gekocht van Ubel Tassema en vrouw Riemerich. Johan Sekema uit Grijpskerk is overleden op 20 juni 1634 en in de kerk van Grijpskerk begraven.

 

Johan Sekema had ‘familie’ wonen in en rondom Emden. Het lijkt erop dat Temme Sekema uit Franssum zich in  Oost-Friesland heeft gevestigd.[4] Zijn vader Garbrant of  Gerbet Sekema (waarschijnlijk een broer van Sybolt) gebruikte te Fransum de grootste Sekemaheerd: 77½  gras en 5¾ gras los land in twee stukken. In 1583 had Temme Sekema te Upleward bij Emden 109 grazen land. Zijn zoon Ude Temmes was in 1606 een van de rijkste inwoners van Uplewerdt. In 1625 was hij goed voor116¾ gras. Hebben Claes & zonen ook Sekemaland gebruikt in Fransum?[5]

     

Jacob Claessen woonde in 1598 in Niezijl, alwaar hij het Provianthus  had gekocht van Gedeputeerde Staten van Friesland. Het gaat hier om een vesting  waarvoor de steen van het Altingehuis was gebruikt. Johan van Blankevoort, de tweede echtegenoot van Grete Sekema (een dochter van Sybolt Sekema), had hier tussen 1570 en 1580 de Altingeheerd laten bouwen. Daar had hij een mooi huis laten bouwen, zo fraai dat en edelman er met ere in kon wonen. Veel verlaten gebouwen waren tijdens de oorlog van 1589 afgebroken en het steen van de huizen was gebruikt om de schans te ‘timmeren’. (Feenstra en  Oudman, 311, 448) Het lijkt erop dat Jacob altijd al een ‘borg’ had willen hebben. Na 1590 kreeg Lubbe Hayema, de weduwe van Ebele Ukkema, het financieel moeilijk. In 1599 kocht ‘Jacob Clasen te Niezijl’ op een veiling haar boerderij (60 grazen) in Noordhorn. (De boerderij kan niet de Benningaheerd zijn geweest, want die was in andere handen, zie noot 1 hieronder.) Hebben Ebele en Lubbe ook de Ritzemaheerd bezeten? Als puntje bij paaltje komt kan Jacob niet betalen en de boerderij moest opnieuw worden geveild.[6] Jacob had zich aan dit project vertild. Claes Jacobs moest zijn zonen Jacob Claessen en Cornelys Sekema in 1600 financieel uit de wind houden toen hun een executie boven het hoofd hing. Toch is dit een belangrijk moment geweest: een generatie voor Jan Jacobs laat Jacob Clasen een spoor achter in Noordhorn. Maar intussen woonde Jacob Claessen in 1617 nog steeds ‘in de Nijenzijll’. In het proviandhuis. Dit kon natuurlijk niet zo blijven.

 

Feenstra en Oudman karakteriseren Claes Jacobs & zonen als nouveaux riches. Ze profiteerden van het ‘verloop end trubel’ die de eigenerfden van het Westerkartier tussen 1581 en 1594 in moeilijkheden brachten. De heren Hoofdmannen beschuldigden Claes Jacobs in oktober 1607 van ‘falsiteiten’. Eenmaal had Claes een ‘handschrift’ veranderd en vervolgens een borgstelling geschreven, deze ondertekend met de naam van zijn zoon Cornelis Sekema, en afgegeven alsof zij van Cornelis en niet van hemzelf afkomstig was.’ (Feenstra en Oudman, p. 458)

 

Terug naar Ide, Jacob Cornelis, Brunger Brungersma, Jacob Jacobs en Jan Jacobs. De mogelijkheden tot speculatie zijn eindeloos. Voorlopig houd ik het op de volgende reconstructie. Jan Jacobs uit Zuidhorn, de voormond over de kinderen van Abel Ukema, was een broer van Jacob Jacobs, de neef van Brunger Brungersma. Jan Jacobs[7] en Jacob Jacobs waren de zonen van Jacob Clasen, die in 1599 een poging had gedaan de bezittingen van de Ukema’s in Noordhorn op te kopen. Het feit dat zowel Jacob Claessen als Cornelys Sekema zich in 1600 financieel in de nesten hadden gewerkt, wijst erop dat ook Cornelis Sekema betrokken was bij die overnameactie. Jacob Cornelis was waarschijnlijk een zoon van Cornelis Sekema en deze Jacob huwde in 1620 mogelijk een Ide Klinckemadochter van Boele Klinckema en Wyeke toe Nansum die – hoe kan ook anders –  geldzorgen hadden. Alternatieve mogelijkheden zijn dat Jacob Cornelis trouwde met een dochter van Ide Brungersma en Peter Louwes of met de weduwe Ide zelf. Jacob Cornelis is niet oud geworden en zijn neef Jacob Jacobs heeft de Hayemagoederen van hem geërfd.[8] We hebben al gezien dat Claes Jacobs landerijen van Ipo Hayema in zijn bezit had. Aangezien Jacob Jacobs de neef was van Brunger Bruggersma, kan zijn vrouw ook best een Klinckema- of Brungersmadochter zijn geweest. Jacob Jacobs, Jacob Cornelis en het ‘heerschap’ Jacob Fransen zullen in ieder geval een gemeenschappelijke voorouder hebben gehad.[9]

 

Maar waar is het patroniem Fransen vandaan gekomen? We hebben gezien dat twee zonen van Claes de naam Sekema aannamen omdat ze Sekemalanderijen in bezit hadden. Maar wat heeft Frans met Klinckema te maken? De naam Frans komt niet vaak voor in Westerkwartier. Heeft het patroniem iets te maken met de titel ‘monsieur’ die Jacob voerde?

 

In 1614 trad een Johan Fransen samen met onder andere Johan Wicheringe op. Ze pleitten ervoor dat het grietenijrecht in 1614 op een boerderij in de Oxwerder of vijfde kluft van Noordhorn zou moeten vallen. Dit is een belangrijke aanwijzing. Hier verschijnt iemand met het patroniem Fransen – en de naam Johan = Jan –  te Noordhorn in gezelschap van een adellijk persoon, en nog wel Johan Wicheringe.[10] In 1606 bezat Johan Fransen samen met Johan Vriese 16 grazen te Oxwerd. (Claes Jacobs en Jacob Claessen hadden in 1596 ook land in Oxwerd gekocht.) In 1609 woonde op dit land een schipper Johan. Ver daarvoor, in 1567,  komen we een Frans Vrese (Frese) tegen die getrouwd was met Hille Heddema. De naam Heddema moet ons inmiddels ook bekend voorkomen. (Feenstra en Oudman, 72, 308, 348)  Vrese, Frese, Vriese,  Vransen, Fransen. Friese Fransen?

 

Waar een Claes is, is een Frans. ‘Claes’ is ook al geen Groninger naam. De eigenerfden van  Westerkwartier heetten Brunger, Gauke, Alrick, Bocke, Rompt of Balle en zeker niet Claes. Claes is Vlaams. Iedereen kan op internet gemakkelijk uitzoeken dat het zwaartepunt van de familienamen Claes(s)en(s) en Claes in België ligt. In Nederland komen deze namen vooral voor in de zuidelijke provincies. De Noord-Nederlandse vorm van Claessens en Claes is Klaassens en Klaas. Welke Groninger Klaas noemt zichzelf nou Claes? In de Burgerboeken van Leeuwarden komen de volgende namen voor: Claes Claesz (1545, geboren te Boksem); Frans Claesz. (1556, geboren te Boksem); Jaen (sic!) Claesz. (1585, beroep: bakker, geboren te Boksem); Jacob Claesz. (vóór 1544, beroep: schuitevaarder, geboren te Hempens); Jacob Claesz. (vóór 1544, beroep: bakker, geboren te Stiens); Frans Jacobz. (vóór 1544, beroep schipper, geboren in Groningerland); Claas Fransz. (1557, beroep: teemsmaker); Frans Cornelijsz. (vóór 1544 beroep: koopman, geboren te Alkmaar). Van Claes Frans (1587), Claes Claesz. (1587) en Jan Claesz. (1584) wordt gezegd dat ze zijn geboren in het ‘het land van Luik’. Waarschijnlijk zijn ze gevlucht voor de oorlog in het Zuiden. De namen Jacob Jacobsz. en Jan Cornelijsz. verschijnen in Leeuwarden rond dezelfde tijd. In 1778 duikt er nog een keer een Frans Clasen op die in Boksum is geboren.

 

Let op de schipper, de schuitevaarder en de koopman. De bezetting van Niezijl in 1591 door de troepen van Maurits en Willem Lodewijk van Oranje beveiligden de open verbinding van Niezijl met de zee. Niezijl maakte zich los van het Spaansgezinde Groningen. Een ideale plek  om een handel op te zetten. Veel kooplieden gebruikten een papieren burgerschap van Emden om hun schepen onder een neutrale vlag te laten varen. Had  Johan Sekema ook zo’n  papieren burgerschap geregeld? (Feenstra en Oudman, 458)

 

De Groninger wortels van Claes & zonen zouden wel eens in de Torne kunnen liggen, een heerd van het nonnenklooster Trimunt. Hier woonde in 1511 Albert Hindricks, zijn dochter Lysbet, en een kleindochter, ‘het meisje Jacob.’ In 1540 gebruikte Jacob Torninge een deel van een tweede Torringeheerd te Niekerk. In 1573 was zijn vermoedelijke zoon Claes Jacobs gebruiker van diezelfde heerd. De meiers van de eerste heerd de Torne ‘bij Ematyll’ zullen familie van Claes Jacobs uit Niekerk zijn geweest. Claes Jansen († 1580) en vrouw Alyt pachtten de Torne in 1576. Claes Jansen Torninge was in 1579 crediteur van de eigenaar van Hedde Enemaheerd te Niebert… Claes en Alyt bezaten zelf waarschijnlijk land op Wester Pama te Niehove. Claes Jansen was een zoon van Johan Torringe († vóór 1571) en vrouw Hille. Hij was om precies te zijn één van de zes kinderen van Johan en Hille. Een broer van Claes Jansen, Jacob Jansen, is in 1567 getrouwd en overleden vóór 1571. In 1591 (!) was Cornellys Clasen nog voormond over de onmondige kinderen van deze Jacob. Een andere broer van Claes Jansen was Garbrant Torringe ‘bij Niezijl’ (†1608). In de loop van de 17e eeuw hebben een aantal nazaten van deze welgestelde kloostermeiers zich in doopsgezinde richting ontwikkeld. (Feenstra en Oudman, 500-508)

 

Ik weet het, ik neem teveel hooi op mijn vork. Terug naar de Ritsemastede. In Kenwerd lag nog een tweede Ritsemaheerd, pal naast een Tjaertsemaheerd. In 1564 had Joucko Tjaertsema samen met Wige Haeyema uit Aalsum rechten op een deel van deze Ritsmaheerd. Het zal toeval zijn, maar in 1623 liet een in  financiële moeilijkheden verkerende kleindochter van Joucko – Walle Tjaertsema -  ene Jacob Jansen haar meiers op een heemstede bij de Ebbingepoort in Groningen de huur opzeggen. In 1620 bezat Hendrik Jansen Tjaertsemalanderijen te Kenwerd. In dezelfde tijd was Tiebbe Claesen (Clasen) de eigenaar van de naburige Ritsemaheerd.

 

Tenslotte nog iets over de Zuider Heremaheerd bij Heereburen (Heremaburen in 1549). De grootste landbezitters in deze omgeving waren het klooster Aduard, enkele eigenerfden uit Noord- en Zuidhorn en de hoofdeling Syado Jensema. In 1620 was Johan Rengers ten Post (1542-1626) mede-eigenaar van de Zuider Heremaheerd. Johan Rengers ten Post heeft zeker zaken gedaan met met Johan Wicheringe. Ook Jacob Clasen van Niezijl had in 1615 al eens samen met Johan Rengers geprocedeerd tegen een gemeenschappelijke tegenstander. Meier op de Heremaheerd was in 1631 met 36 grazen binnen- en 14 grazen buitendijksland: Jacob Jacobs. (Feenstra en Oudman, 75, 265, 450)

 

De ouders van Jacobus Jacobs Heerema van Ritzema hebben uit dank aan een rijke erfoom Jacobus Jacobs de naam Heerema meegegeven. Het kan zijn dat de rijke erfoom van Jacobus Jacobs een afstammeling is geweest  van de meier Jacob Jacobs van de Heeremastede. Als deze Jacob Jacobs dezelfde is als de neef van Brunger Brungersma, heeft hij zelf ook grond bezeten. Maar het kan ook zo zijn dat de naam Heerema moet herinneren aan de glorietijd van het Heerschap Jacob Fransen op Klinckema. Ik kies de laatste optie.   

 

 

 

Bronnen

 

 

 

Feenstra, H en Oudman, H.H. Een vergeten plattelandselite. Eigenerfden in het Groninger         Westerkwartier van de vijftiende tot de zeventiende eeuw. Leeuwarden, 2004.

Formsma, W.J. en Oldenhuis, J. “Van de oudste tijd tot 1795” in: Geschiedenis van Zuidhorn. Bedum, 1986.

Formsma, W.J.; Luitjens-Dijkveld Stol, R.A.; Pathuis, A. De Ommelander borgen en steenhuizen. Assen/Maastricht, 1987

Rijkens, K.S. Jan Jacobs van de Ritzemastede tot Zuidhorn. Heerema-site.

Spanheim, A. Provinciemeiers Groningen 1632-1719. R.A. Groningen, statenarchief, inv.nr. 2658

Burgerboeken van Leeuwarden. Gemeente-archief Leeuwarden.



[1] Spanheim noemt een Jan Jacobs en Beeltie die in 1632 op de ga in Noordhorn 15 grazen land deelden met de jonkers Luurt Grevinge en Menne ten Ham  Jan Jacobsverschijnt hier weer in de omgeving van adellijke mensen. Luurt Grevinge had voor 1535 buur- en grietenijrechten op drie heerden (Eno Sijtsema, Groote Tijnsens en Sijwe Ipens) in de Zuidoosterkluft van Noordhorn. Zijn kleinzoon Luurt Grevinge (zoon van Abel) was tussen 1607 en 1637 Landdagcomparant voor het kerspel Noordhorn. In 1642 verkeerde Luurt in financiële moeilijkheden: zijn huis en vier heemsteden werden per decreet verkocht. In 1667 zal een nazaat van Menne ten Ham, Rempt ten Ham, de nieuwe eigenaar van zowel de Hanckema- als Klinckemaborg in Zuidhorn zijn.  

[2] Garbrand Meinema wordt in 1540 genoemd als boer op de Meinemaheerd onder Oldekerk. Garbrand had geld nodig. In 1595 werd de Meinemaheerd  verkocht om de leningen af te lossen. In de 17e eeuw woonden in Zuidhorn een Claes Jansen Meinema en zijn vrouw Stijne Cornelis. In 1660 lieten ze hun zoontje Cornelis dopen. In deze tijd moet er ook een Meinemaheerd in Noordhorn hebben gelegen. Vermoedelijke voorvaders van Garbrand hebben gestudeerd in Greifswald: Ako in 1481 († rond 1485); Henricus in 1515.

[3] De familie Heddema was verwant met de Sekema’s.

[4] Feenstra en Oudman opperen de hypothese dat deze Sekema’s dopers waren. Emden was een centrum voor melchiorieten en zwerfprofeten.  

[5]Onder de meiers op de voormalige kloostergronden rondom Fransum komen we vóór 1632 de namen Cornellis Jansen tot Nienhuis, Jacob Cornellis en Claas Garrebrandts tegen. De namen Garbrandt en Gerrijt komen er regelmatig voor. (Spanheim)

[6] De uiteindelijke koper Johan Wicheringe te Groningen had destijds op de tweede veiling in 1600 aanmerkelijk minder betaald voor de heerd dan Jacob Clasen er in eerste instantie voor zou neertellen: 54 Emder gulden per gras om 60 Emder gulden per gras. Is Johan Wicheringe een stroman geweest? Waarschijnlijk was hij vooral geïnteresseerd in grietenijrechten. In 1609 schonken Pieter Hayema en vrouw Martje uit Gerkesklooster Johan Wicheringe de grietenijrechten die op drie steden (waaronder Sappemastede) in de Zuidoosterkluft lagen. Johan Wicheringe en  Jacob Claessen hadden tussen 1615 en 1618 een gezamenlijk belang bij de  grietenijrechten op de Sybolt Sekemastede te Oldekerk. (Feensta en Oudman, 293, 450, 511)

Er hebben familiebanden bestaan tussen Claes Jacobs, de Meinema’s, Johan Wicheringe en de familie Doema (Doenga, Dongha, Doinge). Johan Wicheringe  was een nazaat van Watte Meininge (eind 15e eeuw) en Tetke Doema. In 1595 kocht Geert Wicheringe de Meiningazate met steenhuis te Niezijl, de woonplaats van Claes Jacobs. Peter  Doema was in 1537 eigenaar van de Ullersmastede in de Zuidoosterkluft van Noordhorn. Pieter Jeltes Doenga (Doinge) uit Kollum kocht in 1575 de Benningaheerd in de Zuidoosterkluft van Noordhorn. In 1609 had hij de heerd nog steeds in handen. (Volgens andere bronnen hadden de Ukema’s voor 1590 nog (een deel van) de Benningaheerd in bezit.)  Pieter Jeltes was doopsgezind. De namen Jan, Jacob en Claas komen in de familie Doema voor.

[7] De voormond Jan Jacobs uit Zuidhorn kan de grootvader van Jan Jacobs van de Ritzemastede zijn geweest, maar als onze voormond  de zoon van Jacob Claessen was, is dat niet erg waarschijnlijk. Zulke jonge opa’s had je niet zoveel in de 17e eeuw. Op 16 juli 1628 trouwde er wel een Jacob Jansen te Zuidhorn met Griete Jacobs Iwema, maar Jacob en Griete zijn kinderloos gebleven. In de genealogie van de familie Ritsema komt een geïsoleerde Jacob Ritsema voor die in 1640 is geboren. Vermoedelijk heeft K.S. Rijkens de Jannen en de Jacobs wat door elkaar gehusseld. Hij heeft tenslotte de Zuidoosterkluft ook in Zuidhorn neergelegd. Of was Jan Jacobs van de Ritzemastede een directe nazaat van Jacob Fransen?

[8] Als Jacob Jacobs de zoon van Jacob Cornelis was, kan hij in 1620 nog niet mondig zijn geweest. Een voormond moet dan voor hem hebben opgetreden. Jan Jacobs?

[9] In de buurt van  Fransum woonde in 1649 ene Frans Fransen. In 1662 was het een Frans Fransen die de 48 grazen van zijn schoonvader Jacob Derx overnam. (Spanheim)  Het is curieus dat in het kerkboek van Aduard (gedateerd 01-01-1616) de naam Frans Fransen direct onder de naam  Jacob Jacobs staat. Stond Jacob Jacobs in een familiebetrekking tot Frans Fransen? Mogelijk is een Jacobs- of  Claesdochter –  getrouwd met een  Frans.

[10] Voor de relaties tussen Johan Wicheringe, Claes Jacobs en Jacob Claessen: zie  noot 1, p. 4.